Het kabinet wil dat statushouders, ofwel vluchtelingen met een tijdelijke verblijfsvergunning, sneller aan het werk gaan dan nu het geval is. Werken helpt nieuwkomers om sneller te integreren. Het draagt bij aan het leren van de taal, het opbouwen van een netwerk en het geeft meer zelfvertrouwen. Gemeenten gaan daarom aan de slag met startbanen voor statushouders. Ook worden ze in een asielzoekerscentrum al gekoppeld aan potentiële werkgevers.
Dat staat in een plan van aanpak dat minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het plan is met sociale partners en een groot aantal maatschappelijke organisaties, uitzenders en gemeenten tot stand gebracht.
De werkvloer is de beste leerschool
Van Gennip: “Op de werkvloer leer je de Nederlandse taal en cultuur het snelste. Daarom is het essentieel dat statushouders de kans krijgen én grijpen om zo snel mogelijk aan het werk te gaan. Met een betaalde baan kunnen zij zelfstandig hun leven leiden en bijdragen aan de samenleving. Dat is van groot belang voor deze groep mensen zelf en voor de onderlinge solidariteit in ons land. Hier gaan we statushouders actiever bij helpen, samen met gemeenten, werkgevers, het onderwijs en maatschappelijke organisaties.“
Startbanen voor statushouders
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van statushouders naar werk. Sinds 1 januari vorig jaar zijn ze ook verantwoordelijk voor de inburgering . De regio Brainport Eindhoven en de Brabantse gemeenten Boxtel, Meijerijstad en Nuenen gaan dit jaar aan de slag met zogenoemde startbanen voor deze groep mensen.
Het idee is dat statushouders vanaf het moment dat ze in een gemeente komen wonen aan het werk gaan. Dit gaat dan om een baan die gecombineerd wordt met inburgering. De precieze invulling is aan gemeenten. Door een startbaan vinden zij eerder hun draai in de maatschappij en leren ze sneller de taal en hoe het werkt op de werkvloer in Nederland. Zo kunnen ze makkelijker en sneller doorgroeien naar duurzaam werk en tegelijkertijd voldoen aan hun verplichting om in te burgeren. Als dit goed werkt, wordt het uitgebreid naar meer gemeenten.
Vanuit het azc aan de slag
Daarnaast wordt in het asielzoekerscentrum al gekeken welke talenten, opleidingen en werkervaring statushouders te bieden hebben, om ze zo snel mogelijk te helpen bij het vinden van betaald werk. Zo worden ze via de ‘meedoenbalies’ gekoppeld aan potentiële werkgevers. Meedoenbalies zijn punten op zo’n veertig azc-locaties waar bewoners terecht kunnen voor informatie en activiteiten. Hier zijn al goede ervaringen mee opgedaan en we verkennen of uitbreiding mogelijk is. Het kabinet onderzoekt ook op welke andere manieren ook kansrijke asielzoekers sneller kunnen starten met betaald werk dan nu het geval is.
Vaker praktijkleren
Het kabinet wil praktijkleren in het mbo stimuleren. Werkgevers krijgen meer informatie over de mogelijkheden voor ondersteuning en financiering bij het opleiden en in dienst nemen van statushouders. Ook wordt de informatie over leren en werken voor de statushouders zelf verbeterd. Daarnaast wordt er onderzocht wat gespecialiseerde jobcoaches kunnen doen om hen sneller aan werk te helpen. Diploma’s van statushouders worden niet altijd erkend; werkgevers, brancheorganisaties en onderwijsinstanties gaan vaker kijken naar de vaardigheden van statushouders.
Netwerk helpt bij het vinden van werk
Bij de groep Oekraïense ontheemden hebben we gezien hoe belangrijk een netwerk is om een baan te vinden. Statushouders hebben vaak geen uitgebreid netwerk. In de zorgsector is een pilot opgezet door vluchtelingorganisatie UAF, die inmiddels 80 gevluchte zorgprofessionals heeft gekoppeld aan medische mentoren. Op deze manier krijgen statushouders betere toegang tot stages en banen in de gezondheidszorg. Bekeken wordt hoe dit ook kan worden opgezet in andere sectoren.