‘De agrarisch ondernemers in Weerribben-Wieden tonen lef en durven met hun vernieuwende plannen voor de toekomst van het platteland ook buiten gevestigde kaders te denken. De gemeente is trots op haar boeren.’
Wethouder Bram Harmsma, verantwoordelijk voor de gemeentelijke opgave Vitaal Platteland, reageert opgetogen op de pilot Baarlingerpolder die begin volgend jaar, als eerste koplopersproject in Overijssel, een verkenningenrapport gaat aanbieden aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. ‘Een mooie mijlpaal, maar dit is pas het begin,’ stelt hij. ‘De bal ligt nu bij ons, de provincie en het Rijk. Er is veel meer inzet en geld nodig voor uitvoering van deze, en andere kansrijke innovaties.’
‘We kunnen dit niet alleen’
Aan de vooravond van de oplevering van het rapport van de Baarlingerpolder stuurt het college van Burgemeester en Wethouders van Steenwijkerland een brief naar Gedeputeerde Staten van Overijssel. ‘We willen een sterk signaal afgeven, dat we pal staan voor onze koplopers in Weerribben-Wieden en hen de support bieden die nodig is,’ zegt Bram Harmsma. ‘Dat kunnen we als gemeente niet alleen.’
Verduurzamen platteland
Nu duidelijk is dat de Rijksgelden voor het Transitiefonds (de verduurzaming van het platteland) wegvallen, houdt Steenwijkerland vast aan de eigen ambities. ‘Nu, en tot en met de uitvoering steken we geld en energie in de gebiedsprocessen, hebben een lokaal team Vitaal Platteland en lobbyen voor de agrarisch ondernemers in Zwolle en Den Haag. Er zijn forse Rijks- en ook Europese middelen nodig, de provincie kan ons daarbij helpen,’ denkt Harmsma.
‘Gezamenlijke verantwoordelijkheid’
De wethouder: ‘Deze boeren maken de omslag naar verduurzaming van hun bedrijf en dragen zo bij aan de leefbaarheid van het hele gebied. Dat maakt Weerribben-Wieden tot vitale voorbeeldregio, een “proeftuin” voor heel Nederland.’ Wat Harmsma betreft moet het pionierswerk ruimhartig worden beloond.
‘We vragen veel van onze boeren en helpen nu om hun plannen te realiseren met ambtelijke en financiële inzet.’ Overheden moeten, net als de boeren zelf, “omdenken” om tot oplossingen te komen voor een vitaal platteland, zo stelt hij. ‘Vooral kijken naar wat kán, wat mogelijk is om ons landelijk gebied toekomstbestendig te maken. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid en daarvoor is forse investeringskracht nodig.’