Enschede – Wethouder Patrick Welman ondertekende op woensdag 14 maart het Taalakkoord namens de DCW, de sociale werkvoorziening van de gemeente Enschede. Het Taalakkoord is een initiatief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en is bedoeld om de taalachterstand op de werkvloer te verminderen. In Nederland gaat het naar schatting om 700.000 werknemers die moeite hebben met lezen, schrijven en communiceren in het Nederlands. Ook bij de DCW speelt dat een rol op de werkvloer.
De ondertekening vond plaats op de bouwlocatie van het nieuwe pand van de DCW aan de Spoordijkstraat, waar zij in mei naartoe verhuizen. De gemeente Enschede vindt het belangrijk dat medewerkers zich op de werkvloer en in de maatschappij kunnen redden. Senior personeelsadviseur van de gemeente Enschede Erik Lensink: “Medewerkers die de Nederlandse taal beter beheersen, begrijpen de instructies op de werkvloer beter en worden makkelijker inzetbaar. Doordat ze zich beter kunnen uiten, verbetert de onderlinge samenwerking. We zien onze medewerkers meer zelfvertrouwen krijgen door aandacht voor taal.”
Uitvoering Taalakkoord
De DCW zet zich in om aan haar medewerkers de mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan Nederlandse taallessen. Zowel alfabetisering als laaggeletterdheid. Daarvoor wordt samengewerkt met het ROC van Twente, Alifa en de bibliotheken Enschede en omgeving. Naast de Nederlandse taallessen wordt ook aandacht geven aan hoe met elkaar om te gaan.
Patrick Welman, wethouder economie en werk, ziet de ondertekening van het Taalakkoord als belangrijke stap. Volgens hem is het een logisch vervolg op eerder ingezet beleid. “De ontwikkeling van taalvaardigheid is essentieel als je wilt dat mensen zich kunnen redden. In onze complexe samenleving wordt dat alleen maar belangrijker. Niet alleen in de maatschappij, maar zeker ook op de werkvloer. De DCW zet zich hier al jaren voor in, onder andere door taallessen aan te bieden voor analfabeten en laaggeletterden. Door het Taalakkoord te ondertekenen onderstrepen we nog maar eens hoe belangrijk we dit vinden.”
