Per jaar verder besparen
Indirecte effecten moeilijk te berekenen
De genoemde bedragen betreffen alleen de directe effecten op de AOW-uitkeringen. Verhoging van de AOW-leeftijd heeft echter ook tot talloze indirecte effecten. Zo zijn er effecten op de werkgelegenheid, premies, directe en indirecte belastingen en op het aantal mensen dat langer aanspraak zal maken op andere uitkeringen zoals arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- of bijstandsuitkeringen. Al deze effecten zijn hier echter niet meegenomen. Het probleem met het berekenen van deze indirecte effecten is dat ze in sterke mate afhankelijk zijn van het gedrag van mensen. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om te bepalen in hoeverre de verhoging van de AOW-leeftijd meespeelt in iemands keuze om langer door te werken.
Uitgaven aan AOW-uitkeringen ruim 37 miljard euro
De uitgaven aan AOW-uitkeringen bedroegen 37,4 miljard euro in 2017. Tien jaar eerder bedroegen de uitgaven aan de AOW-uitkeringen nog 25,2 miljard euro. De uitgaven aan de AOW stijgen jaarlijks zowel door een toename van het aantal gerechtigden als door een halfjaarlijkse indexering. In 2015 namen de uitkeringslasten van de AOW toe met 0,9 miljard euro door de toevoeging van de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW). De IOAOW kwam in 2015 in de plaats voor de Mogelijkheid Koopkracht Tegemoetkoming voor Oudere Belastingplichtigen (MKOB).
AOW-uitgaven als aandeel bbp in 2017 gedaald
Na een jarenlange stijging zijn de uitgaven aan AOW-uitkeringen als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) in 2017 gedaald. Vorig jaar bedroegen de uitgaven aan AOW-uitkeringen iets minder dan 5,1 procent van het bbp; in 2016 was dit nog ruim 5,2 procent. Absoluut was er wel sprake van een stijging van een half miljard: in 2017 bedroegen de AOW-uitkeringen 37,4 miljard, ten opzichte van 36,9 miljard in 2016. Dat de uitgaven als percentage van het bbp toch zijn gedaald, is het gevolg van de economische groei in 2017. In 2007 bedroegen de uitkeringen als percentage van het bbp nog 4,1 procent.
Instroom AOW-gerechtigden neemt af
In december 2017 ontvingen ruim 3,4 miljoen mensen een AOW-uitkering tegen minder dan 2,7 miljoen in december 2007. Wel neemt de instroom van nieuwe AOW’ers af. Op het hoogtepunt van de instroom in 2011 steeg het aantal nieuwe AOW-gerechtigden met ruim 255 duizend. Dit waren de babyboomers die vlak na de oorlog zijn geboren. In 2017 steeg het aantal nieuwe AOW’ers met minder dan 165 duizend. Het aantal mensen dat de AOW-leeftijd bereikt neemt sindsdien af. De verhoging van de AOW-leeftijd zelf zorgt ook voor een vermindering van de instroom. Omdat de AOW-leeftijd in 2017 met 3 maanden was verhoogd ten opzichte van 2016 stroomden er in de eerste drie maanden van 2017 geen nieuwe mensen de AOW in.
Tegelijkertijd is het aantal beëindigde AOW-uitkeringen als gevolg van sterfte iets gestegen. In 2017 werden ruim 140 duizend AOW-uitkeringen beëindigd, terwijl er in 2011 nog minder dan 120 duizend werden beëindigd.
Fiscalisering van de AOW
Vanaf 2000 is de AOW steeds verder gefiscaliseerd. Dit betekent dat relatief een steeds groter gedeelte van de AOW via een rijksbijdrage aan het Algemeen Ouderdomsfonds uit de Algemene Middelen wordt gefinancierd en een steeds kleiner deel uit premies. Het AOW-premiepercentage is vanaf 1999 vastgesteld op 17,9 procent. De AOW-premie wordt betaald via de loon- en inkomstenbelasting. In absolute zin zijn de premie-inkomsten wel sterk toegenomen. In 1995 bedroegen de opbrengsten van de AOW-premie 14,6 miljard, terwijl deze opbrengsten in 2017 23,9 miljard bedroegen. Vanwege de vergrijzing zijn de uitgaven aan AOW-uitkeringen echter veel sterker gestegen, waardoor het verschil tussen de uitgaven aan AOW-uitkeringen en de opbrengsten uit AOW-premies steeds groter is geworden. In 2017 was het verschil opgelopen tot 13,5 miljard, terwijl in 2000 de opbrengsten uit premies nog hoger waren dan de uitgaven aan AOW-uitkeringen. Nederlanders die de AOW-leeftijd hebben bereikt hoeven geen AOW-premies meer te betalen, maar dragen via de belastingen wel bij aan de Algemene Middelen.