Binnenland – Het gemiddelde aan huurverhoging bij woningcorporaties mag volgend jaar niet hoger zijn dan 2,4 procent. Het optrekken van de huur na een verhuizing telt daarin mee. Op huishoudniveau mogen in het zogeheten gereguleerde segment de huren met maximaal 3,9 procent stijgen. Voor scheefwoners is dat maximaal 5,4 procent. Het kabinet wil zo de doorstroming van hogere inkomens blijven stimuleren.
Huurverhoging
De beperkte huursomstijging van 2,4 procent zorgt gemiddeld gezien voor een demping van de huurverhogingen. Huurverhogingen boven dit percentage moeten dan worden gecompenseerd met lagere of geen huurverhogingen. De maximale huursomstijging geldt niet voor particuliere verhuurders.
De cijfers zijn vandaag door minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) in de Staatscourant gepubliceerd. De maximale huurverhoging is gebaseerd op het vastgestelde inflatiecijfer van 1,4 procent en een opslag van 2,5 procent. Voor scheefwoners is dat 4 procent.
Uitzondering
Huishoudens van 4 of meer personen en huishoudens waarbij iemand de AOW-leeftijd heeft bereikt, zijn uitgezonderd van de hogere huurverhoging. Dat geldt ook voor bepaalde groepen chronisch zieken en gehandicapten. Voor al deze categorieën geldt een maximale huurverhoging van 3,9 procent.
Maximale huurverhoging:
• 3,9 procent voor huishoudens met een inkomen tot en met 41.056 euro
• 5,4 procent voor huishoudens met een inkomen boven 41.056 euro
Voor onzelfstandige woningen (kamers), woonwagens en standplaatsen mag de huur per 1 juli 2018 met maximaal 2,9 procent worden verhoogd. (In de Staatscourant staat abusievelijk 3,9 procent. Dit wordt in januari gecorrigeerd met een rectificatie).