Binnenland – Het zicht op slachtoffers van mensenhandel is in 2017 niet verbeterd. De daling van het aantal slachtoffers dat in beeld is bij CoMensha (coördinatiecentrum tegen mensenhandel) die in 2014 is ingezet, is niet ten goede gekeerd in 2017: er zijn slechts 958 slachtoffers in beeld. Nationaal Rapporteur Mensenhandel Herman Bolhaar: ‘We moeten onze ogen hier niet voor sluiten. Mensenhandel heeft politieke topprioriteit, daarom is het van groot belang dat er meer slachtoffers in beeld komen en dat zij bescherming krijgen.’ Vandaag, op de Europese dag tegen Mensenhandel, publiceert hij de Slachtoffermonitor mensenhandel 2013-2017.
Seksuele uitbuiting
Vooral Nederlandse slachtoffers van seksuele uitbuiting zijn minder goed in beeld: in 2014-2015 waren er gemiddeld 365 slachtoffers in beeld. In 2017 zijn dit er nog maar 263. Dit terwijl het de meest voorkomende vorm van mensenhandel is. De daling komt mogelijk doordat slachtoffers steeds vaker gedwongen worden te werken in de escortbranche en als ‘thuiswerkers’. Deze sectoren zijn minder goed zichtbaar voor de handhavende instanties. In 2013-2015 was 66 procent van de slachtoffers van seksuele uitbuiting uitgebuit in dit deel van de prostitutiesector. In de laatste twee jaren steeg dit naar 81 procent.
Meldingen door de politie
Het aantal door de politie gemelde slachtoffers is in de afgelopen jaren fors afgenomen. In 2013 ging het om 75 procent van het totaal aantal meldingen, in 2017 nog maar om 34 procent. Ook blijken er grote verschillen te zijn tussen de politieregio’s in het aantal en het soort meldingen van mensenhandel, die niet verklaard kunnen worden door het aantal inwoners in de regio. Zo nemen vier eenheden meer dan drie kwart van de politiemeldingen over binnenlandse seksuele uitbuiting voor hun rekening, en de overige zes de rest. Bolhaar: ‘Het is belangrijk om verder te onderzoeken wat de oorzaak is van deze verschillen, zodat alle politie-eenheden in staat kunnen worden gesteld om mensenhandel zo goed mogelijk aan te pakken.’
Toestemming
Organisaties die geen opsporingsbevoegdheid hebben (zoals jeugdhulpinstellingen, ngo’s en zorgcoördinatoren) moeten slachtoffers om schriftelijke toestemming vragen om te meldenaan CoMensha. Deze organisaties trekken nu aan de bel omdat het voor hen steeds lastiger is om slachtoffers te melden bij CoMensha door privacywetgeving. Ook Bolhaar ziet hierin gevaar: ‘Deze melders waren de afgelopen jaren goed voor 40 procent van alle gemelde slachtoffers, dus als zij minder gaan melden missen we belangrijke informatie om te monitoren of het beleid van de overheid effectief is. We weten al dat de meldingen naar schatting slechts één op de zes werkelijke slachtoffers in beeld brengen. Als de drempel om te melden hoger wordt, wordt dat verschil nog groter. Het is belangrijk dat hier, met respect voor privacy, een oplossing voor komt.’
Bescherming buitenlandse slachtoffers
Ook is onderzocht hoeveel buitenlandse slachtoffers gebruik maken van de verblijfsregeling mensenhandel. Die regeling biedt verblijfsrecht en bescherming en stimuleert slachtoffers mee te werken aan de opsporing en vervolging van mensenhandelaren. Uit de monitor blijkt dat meer dan een derde van alle slachtoffers die niet verder gebruik maakt van de verblijfsregeling mensenhandel, in plaats daarvan voor een asielprocedure kiest. Dit betekent dus dat zij de bijbehorende specifieke bescherming niet meer ontvangen. Als slachtoffers zelfs uitsluitend voor asiel kiezen loopt de politie daarnaast mogelijk opsporingsinformatie mis die nodig is om mensenhandelaren te vervolgen. De Nationaal Rapporteur heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid daarom aanbevolen verder onderzoek te doen naar de reden dat slachtoffers voor een asielprocedure kiezen
bron: Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen