Het kabinet moet voortvarend handelen om de therapeutische toepassing van MDMA mogelijk te maken. Daarnaast kan er van regulering voor de recreatieve markt geen sprake zijn zolang er geen zekerheid is over terugdringen van de criminaliteit en de mogelijkheden van regulering nog niet concreet zijn uitgewerkt. Dat zijn de belangrijkste conclusies van de Staatscommissie MDMA, die vandaag haar advies aan minister Dijkstra (Medische Zorg) overhandigt.
MDMA
MDMA is de actieve stof in ecstasy, een drug die vorig jaar door zo’n 550.000 mensen werd gebruikt. Inmiddels heeft meer dan 10 procent van de Nederlandse bevolking ervaring met deze stof. De illegale productie voor het recreatief gebruik ervan gaat gepaard met criminaliteit. Aan de andere kant is er veelbelovend onderzoek dat laat zien dat de stof ook voordelen kan hebben, namelijk bij medicinaal gebruik in sommige therapieën voor GGZ-patiënten.
Minister Pia Dijkstra
“Ik ben blij het rapport er nu ligt, want het geeft handvatten om de therapeutische toepassing van MDMA verder te ontwikkelen. Onderzoek naar de therapeutische toepassing van MDMA is veelbelovend. Juist voor GGZ-patiënten die al jaren met hun problemen rondlopen en met het huidige therapie-aanbod niet geholpen zijn, is het mogelijk dat MDMA als therapie-ondersteunend medicijn kan helpen. Daar moet echter nog wel meer wetenschappelijk, klinisch onderzoek naar worden gedaan.
Ten aanzien van het recreatief gebruik van MDMA benadrukt het rapport het uitgangspunt van het Nederlandse drugsbeleid dat primair de nadruk legt op gezondheid, preventie en verminderen van de schadelijke gevolgen van gebruik, bijvoorbeeld door monitoring en testen. Goed dus, dat dit rapport er nu ligt en de noodzaak van het onderbouwde beleid en verder wetenschappelijk onderzoek ondersteunt.”
Onderzoek
Het kabinet heeft de staatscommissie gevraagd de status van ecstasy (MDMA) in het kader van de volksgezondheid te onderzoeken en advies uit te brengen over de voor- en nadelen van medicinaal gebruik. Daarbij hoort een analyse vanuit verschillende disciplines van risico’s voor de gezondheid, preventie en de Europese context en relevante verdragen. De staatscommissie heeft een jaar lang onderzoek gedaan en had een multidisciplinaire samenstelling met experts uit de psychiatrie, geneeskunde, criminologie, preventie en het recht.
Kennisopbouw
De staatscommissie heeft gekeken naar verschillende aspecten die van invloed zijn op de volksgezondheid bij het recreatieve gebruik van MDMA. Met wat er op dit moment bekend is over deze stof, lijken het verslavingsgevaar en de schadelijkheid mee te vallen, maar ontbreekt er kennis bijvoorbeeld over MDMA-gerelateerde sterfgevallen. Een betere registratie van overlijdens zou hier veel helderheid in kunnen scheppen. Ook ziet de staatscommissie dat nog te weinig prioriteit wordt gegeven aan wetenschappelijk onderbouwde preventie van gebruik.
PTSS
Het rapport adviseert specifiek over de voor- en nadelen van het medicinaal gebruik van MDMA bij de behandeling van posttraumatische stressstoornis (PTSS). De staatscommissie constateert dat met wat er nu bekend is, er voldoende wetenschappelijk bewijs lijkt te zijn voor de effectiviteit en veiligheid van deze therapievorm. De commissie adviseert dan ook om de medische toepassing van MDMA bij PTSS zo snel mogelijk te ontwikkelen en om de implementatie te faciliteren. Tegelijkertijd signaleert de staatscommissie dat er al ondergrondse en ongekwalificeerde aanbieders zijn die met MDMA of gelijksoortige stoffen patiënten behandelen. De overheid moet hier kaders stellen, en tegelijkertijd een mogelijkheid tot medicinaal gebruik bieden aan de meest schrijnende gevallen.
Polarisatie
Een ander probleem is dat de criminaliteit rondom de productie van ecstasy heeft geleid tot een gepolariseerd debat over de effectiviteit van het huidige MDMA-beleid. De staatscommissie geeft aan dat er geen enkelvoudige oplossing is voor alle geïdentificeerde problemen en roept op om een debat op basis van feiten en wetenschappelijke inzichten te voeren.
Daarbij ziet de staatscommissie dat MDMA onder de Opiumwet hoort, maar dat van verplaatsing naar Lijst II geen sprake kan zijn zolang de criminaliteit nog een factor is en de mogelijkheden tot regulering nog niet concreet zijn uitgewerkt. Het verplaatsen naar deze lijst zou de strafmaat verlagen en tot een aanzuigend effect kunnen leiden.
Het nieuwe kabinet zal in het najaar met een volledige beleidsreactie op het rapport komen.