Tegen de vijf personen die ervan verdacht worden op 22 oktober 2018 een verdacht pakket te hebben achtergelaten bij het Provinciehuis in Lelystad heeft de officier van justitie vandaag werkstraffen geëist van 80 uur en daarbij een voorwaardelijke celstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar.
Op de bewuste maandagochtend werd het gebied rond het Provinciehuis na de vondst van het verdachte pakket afgezet. Ook werd het openbaar vervoer korte tijd stilgelegd waardoor het verkeer ontregeld raakte. Na onderzoek door de Explosieven Opruimingsdienst bleek er niets gevaarlijks in het pakket te zitten.
De vijf verdachten zijn drie vrouwen van 41, 55 en 67 jaar uit Emmeloord, Schagen en Amsterdam en twee mannen van 30 en 35 jaar uit Lelystad. Ze waren alle vijf aanwezig op de zitting en verklaarden dat zij met de actie hun mening naar voren wilden brengen gericht tegen het afschieten van herten in de Oostvaardersplassen. Zij wilden hun standpunt duidelijk maken door spandoeken en knuffels op te hangen, maar ook door in het pakket een plastic zeis en dildo, en een vernield speelgoed beertje te stoppen. Het pakket zat dichtgeplakt waardoor de indruk werd gewekt dat het om een explosief zou gaan. De aankondiging dat de acties grimmiger zouden worden, droeg ertoe bij dat de dreiging serieus werd genomen.
Omdat het Provinciehuis door het mogelijke gevaar enige tijd niet toegankelijk was, heeft de officier van justitie de feiten tenlastegelegd als poging dwang (artikel 284 Wetboek van Strafrecht) en het onbruikbaar maken van een gebouw (artikel 352 Wetboek van Strafrecht). De vijf verdachten worden niet vervolgd voor het ophangen van de spandoeken want dit valt onder de vrijheid van meningsuiting. Maar in combinatie met het plaatsen van het pakket bij het Provinciehuis zijn ze te ver gegaan, aldus de officier van justitie.
Over de gevolgen van de actie merkte hij op dat dit heeft gezorgd voor ontwrichting, onrust en overlast. Hij noemde de zogenoemde ludieke actie “kwalijk, smakeloos en kinderachtig”. Dat mensen hun mening verkondigen is hun recht maar door strafbare feiten te plegen worden de grenzen overschreden die zijn gesteld aan deze vrijheid van meningsuiting. Gelet op de ernst van het feit vond de officier voor alle verdachten een werkstraf van 80 uur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand passend en geboden. Dit laatste als stok achter de deur.