Den Haag – De Mesdag Collectie presenteert aankomend voorjaar de tentoonstelling Isaac Israëls. In de ban van Van Gogh. De tentoonstelling toont schilderijen van Isaac Israëls (1865-1934) waarin iconische Van Gogh-schilderijen op de achtergrond figureren. In de tentoonstelling staat de bijzondere band centraal die Israëls had met Jo van Gogh-Bonger (1862-1925), erfgoedbewaker en schoonzus van Vincent van Gogh.
‘Vincenten’
Israëls en Van Gogh-Bonger onderhielden tussen 1895 en 1897 een innige vriendschap en vanaf 1914 waren zij dierbare vrienden. Tussen 1915 en 1920 schilderde Israëls minstens zeventien voorstellingen waarin werken van Van Gogh prominent in het interieur aanwezig zijn. Hij noemde dat zelf met humor ‘Vincenten’. Voor deze doeken leende Van Gogh-Bonger hem meerdere topstukken uit de nalatenschap, onder meer Zonnebloemen, De slaapkamer en Het Gele Huis (De straat).
De tentoonstelling Isaac Israëls. In de ban van Van Gogh brengt tien van Israëls’ schilderijen met Van Goghs in de achtergrond samen, zowel uit Nederlandse museale als uit particuliere collecties. Deze worden getoond in de context van de portretten die Isaac Israëls van Van Gogh-Bonger maakte, zijn brieven aan haar en Van Gogh-Bongers dagboek, die hun bijzondere relatie tot uitdrukking brengen.
Brieven
Hans Luijten is senior onderzoeker bij het Van Gogh Museum. Hij is de biograaf van Jo van Gogh-Bonger en publiceerde een digitale editie van haar dagboeken. In september verscheen de uitgave van de brieven van Israëls aan Bonger, raadpleegbaar op israelsletters.org. Deze editie is tot stand gekomen in samenwerking met het Huygens Instituut voor Nederlandse geschiedenis en cultuur. Dit instituut publiceerde eerder ook samen met het Van Gogh Museum de brieven van Van Gogh: vangoghletters.org.
Luijten: ‘Israëls schrijft openhartig en vol verve over kunst, literatuur, muziek, liefde en vriendschap. Hij had grote belangstelling voor Jo en haar wederwaardigheden, en genoot van hun samenzijn. Maar hij was ook geïnteresseerd in het werk van Vincent en daar geeft hij herhaaldelijk blijk van.’
