Krimpenerwaard – Al eind mei kwamen bij Staatsbosbeheer meldingen binnen van waarnemingen van de eikenprocessie rupsen. In de meeste gevallen betrof het de spinselmot die totaal onschuldig is . Op een melding dat er in het Krimpenerhout de eikenprocessie rupsen waren gesignaleerd, werd er door dhr. Kool , boswachter bij Staatsbosbeheer, een onderzoek ingesteld.
Boswachter Kees Kool ontdekte op de
aangewezen plek de rupsen. Het ging hier wel degelijk om de gevreesde
Eikenpropcessie rupsen. Het is volgens Kool nog vroeg in het
seizoen, waardoor het risico van gevaar nog laag is.
De aannemer
die zich bezig houdt met het bestrijden van de rupsen, is nog niet
begonnen met deze werkzaamheden, omdat het nog vroeg in het seizoen
is. Boswachter Kool zal echter wel opdracht geven om eerst op de
plekken waar de meeste rupsen zijn, te gaan bestrijden.
De eikenprocessierups (Thaumethopea processionea) is de rups van een nachtvlinder. Deze rupsen worden in heel Nederland in de maanden mei, juni en juli gezien op vele eikenbomen. De naam ‘processierups’ komt van het feit dat deze rupsen ’s nachts in groepen, achterelkaar aanlopend (in processie) op zoek gaan naar voedsel. Het voedsel bestaat uit eikenbladeren. De brandharen van deze rupsen zijn microscopisch klein en pijlvormig. De haren hebben weerhaakjes. De rupsen hoeven niet te worden aangeraakt om er last van te hebben. De haren, die bij een bedreiging worden afgeschoten, kunnen dan makkelijk de huid, de ogen en de luchtwegen binnendringen. De stoffen die van de haren afkomen veroorzaken een huiduitslag die op een allergie lijkt, zwellingen, rode ogen en jeuk. In de meeste gevallen verdwijnen de klachten vanzelf. Niet alle personen zijn even gevoelig voor de brandharen. Heel soms zijn er ook bijwerkingen als braken, duizeligheid en koorts.
Ook verspreiden de haartjes zich met de wind waardoor ze in contact kunnen komen met wandelaars of fietsers.
In de winter overwintert de rups
als pop in de bodem vlakbij een eik. Wanneer de vlinder uit de pop
kruipt, gaat zij naar de top van de boom. Ze paart daar en legt haar
eitjes op de jonge eikenbladeren.
De larven eten van deze
bladeren. Deze rups ontwikkeld zich steeds vaker in grote aantallen.
Zo erg, dat er van een plaag gesproken kan worden. De
haren blijven ook na het vertrek van de rupsen in de nesten, die aan
de stammen en dikke takken hangen, aanwezig. Na jaren kunnen deze
nesten bij aanraking nog overlast veroorzaken.