Archeologie West-Friesland heeft in november een archeologische opgraving uitgevoerd op het perceel Oosterleek 37, direct naast Rijksmonument ‘Huisje Balk’. Hierbij zijn de resten aangetroffen van een vrijwel identiek langhuis. Daarnaast zijn de resten teruggevonden van een stolpboerderij uit de 19de eeuw.
Kopie van huisje Balk
In de 17de eeuw stond op het perceel een langhuis dat duidelijke gelijkenis had met ‘Huisje Balk’. De huizen waren even groot en ook de indeling komt sterk overeen. Van het langhuis zijn tijdens de opgraving de gevels teruggevonden, evenals de schoorsteenfundering en de resten van de koeienstal. De archeologische resten bij de opgraving wijzen er op dat het langhuis bestond uit een onverwarmd voorhuis, een verwarmde kamer hierachter en een koeienstal aan de achterzijde. Aan de westzijde van het langhuis was een aangeloefd deel aanwezig.
Van langhuis naar stolpboerderij
In de loop van de 17de of 18de eeuw is het langhuis verbouwd. In deze fase heeft men de koeienstal vergroot en een vierkant achter het langhuis geplaatst. In 1900 heeft men aan dit gebouw een dars toegevoegd en het voorhuis opnieuw gebouwd. Het pad van de weg naar de darsdeuren werd direct onder maaiveld aangetroffen en bestond uit een verzameling keien, plavuizen en gebroken bakstenen. Over dit pad reedt de hooiwagen naar de stolpboerderij. In deze fase werd de grup, oftewel de mestgoot, verhard met blauwe plavuizen. Deze hard gebakken kleitegels, ook wel blauwbakken genaamd, zorgden ervoor dat het verwijderen van de mest uit de goot een stuk gemakkelijker werd.
De funderingen van de gevels waren vrij ondiep uitgevoerd zo bleek tijdens de opgraving. Op de hoeken van de voorgevel naar de zijgevels heeft men voor versteviging van de fundering echter zware poeren geplaatst (afb. 3). De schoorsteenfundering uit de 17de eeuw was nog in goede staat en deze heeft men hergebruikt. Met deze verbouwingen is het langhuis uit de 17de eeuw uitgegroeid tot een stolpboerderij. Ook werd een waterput aangetroffen. Deze was gemaakt van los gestapelde bakstenen en gefundeerd op een plankier van naaldhout. De stolpboerderij was lange tijd eigendom van de familie Balk. In de jaren ‘80 van de vorige eeuw is de boerderij afgebroken.
Het was goed boeren zo blijkt uit opgraving
Verschillende bijzondere metaalvondsten van de opgraving maken duidelijk dat de inwoners van Oosterleek vroeger sterk betrokken waren bij de internationale scheepvaart. Naast een 17de-eeuwse scheepspasser werden een 18de-eeuwse III pfennig uit het bisdom Münster (1754), een reais uit Portugal (1550-1557), een zilveren hvid geslagen in het Zweedse Malmö onder Deens bewind (1483-1513) en een Sint Lambertus goudgulden uit het prinsbisschop van Luik (1485-1505) gevonden (afb. 6). Deze munten zijn waarschijnlijk via de Sontvaart (vaart op de Oostzee) en de Straatvaart (vaart op de Middellandse Zee) in Oosterleek terechtgekomen.
Een 17de- of 18de-eeuws keldertje binnen de oude stolpboerderij was betegeld met witte wandtegeltjes. Tussen deze tegels bevond zich één versierd exemplaar, kleurrijk beschilderd met een kievitsbloem omgeven door blauwe patronen geïnspireerd op Chinees kraakporselein (afb. 7). Dit type tegel dateert uit het tweede kwart van de 17de eeuw en wordt vaker gevonden in West-Friesland. Misschien vonden degenen die het keldertje eertijds aangelegd hebben deze tegel op het erf, en werd hij tussen de andere simpele witte tegels ingemetseld.