Súdwest-Fryslân – Ruim tweeduizend jaar geleden, rond het begin van de jaartelling, was in Sneek ook al ‘industrie’ en bedrijvigheid op de plek waar bedrijventerrein De Hemmen 3 wordt aangelegd. Dit concluderen archeologen na onderzoek en opgraving van een kleine veenterp in het gebied. “Een interessante puzzel”, zegt archeoloog Yvonne Boonstra van de gemeente Súdwest-Fryslân.
Bedrijvigheid in veenlandschap
Het veenlandschap rond Sneek was zo’n tweeduizend jaar geleden bezaaid met kleine huisterpjes. Deze veenrandzone, op de overgang naar het kleigebied richting zee, had een grote aantrekkingskracht op de mens. Doorgaans huisde men in boerderijtjes op opgeworpen woonheuveltjes, en probeerde men zo zelfvoorzienend mogelijk te zijn. Men hield vooral koeien, schapen en/of geiten (onderscheid is moeilijk te maken op grond van het botmateriaal), wat paarden en honden. Duurzaamheid en recycling waren het uitgangspunt.
Bijzondere vondst
“Recycling is vermoedelijk een van de redenen dat we zo weinig metaal vinden in de veenterpen”, zegt Boonstra. “Het was kostbaar en werd daarom steeds hergebruikt als een voorwerp kapot was.” Des te opvallender was de vondst van diverse loden smeltfragmenten en een loden spinklosje, zegt ze. “In deze regio is metaal, laat staan lood, vrij zeldzaam.”
Lood voor metaalbewerking
Uit de metaalanalyse blijkt dat het om zeer zuiver tot puur lood gaat. “Van recycling is dan waarschijnlijk geen sprake, want dan is de kans groot dat er vermenging is met andere metaalverbindingen.” Vooralsnog lijkt deze metaalbewerking een nijverheid die niet elk huishouden zelf regelde, maar echt specialistisch was, concludeert Boonstra. “In die zin kunnen we dus spreken van een kleinschalig en zeer vroeg industrieel terpje.”
Geen boerderij
Wat opvalt is dat er geen duidelijke boerderij of andersoortige bebouwing is aangetroffen. De top van de terp is door erosie wel verdwenen, maar diepere sporen van bebouwing blijven doorgaans goed bewaard. Denk hierbij aan paalkuilen bijvoorbeeld, soms nog met resten van palen. “Dat komt doordat klei- en veengrond zeer goed zijn voor de conservering van hout en andere vergankelijke materialen en voorwerpen, zoals touw”, legt Boonstra uit.
Niet in de open lucht
De onderzoekers achten het onwaarschijnlijk dat de bedrijvigheid van metaalbewerking plaatsvond in de open lucht: er zijn aanwijzingen voor een haardplaats. Ook is er verbrande klei aangetroffen, soms met afdrukken van vlechtwerk, oftewel aanwijzingen voor vloeren en muren. Ook het keukenservies duidt op een doorsnee gezinnetje van rond de jaartelling. Uit botmateriaal blijkt dat er ter plaatse werd geslacht. Waar het gebouw zelf is gebleven, blijft een mysterie. Er was dus veel bedrijvigheid op die plek.
Opgeslokt door de Middelzee
De terp werd ergens in de eerste eeuw na Christus verlaten, maar bleef zeker herkenbaar als verhoging in het landschap. Omstreeks de zevende eeuw na Christus was er weer activiteit, hier wijzen twee waterputten op. De terp verdween daarna onder het slib, door overstromingen van de grote zeegeul Middelzee. De terp was niet meer zichtbaar en raakte in de vergetelheid tot haar opgraving, twee millenniums later.